ABC

Amsterdam, Rijksmuseum

Het leek me een goed idee om in een aantal topmusea – van het Louvre in Parijs, via het Groeningemuseum in Brugge, tot het Rijks in Amsterdam – een reeks van Bourgondische kunstwerken of aan die periode gelieerde objecten uit te lichten.

Een aanzet om deze befaamde museale trekpleisters op een andere manier te doorkruisen.

  1. Zoals in het hoofdstuk over Gelre duidelijk werd heeft het Rijksmuseum in de negentiende eeuw de Bourgondische trein van innovatie op gebied van schilderkunst gemist omdat alle aandacht van meet af aan vooral ging naar Holland. Opvallend genoeg ontbrak elk spoor van de Hollandse meester-beeldhouwer Klaas Sluter. Om dat recht te zetten haalde de toenmalige directeur Frederik Schmidt-Degener in 1922 een afgietsel van de Mozesput naar het Rijksmuseum waar het tot W.O.II de start vormde van de galerij van Hollandse meesterwerken die eindigde bij De Nachtwacht van Rembrandt. Al in 1906 had diezelfde Schmidt-Degener als jonge kunsthistoricus een (Frans) artikel geschreven waarin hij Rembrandt zag als een « imitateur de Claus Sluter et de Jean van Eyck ». Schmidt-Degeners fascinatie voor Sluter was zo groot dat hij in de jaren twintig zijn weerzin voor replica’s en afgietsels overwon. Maar het was natuurlijk niet the real thing. Toen er in 1940 een aantal originele pleurants van Sluter op de markt kwamen verzette hij hemel en aarde om ze aan te kopen, maar de kritiek van zijn voorganger Adriaan Pit, die deze geniale beelden toch maar zozo van kwaliteit vond, alsook het uitbreken van de oorlog, staken stokken in de wielen. Dat deze pleurants uiteindelijk in The Cleveland Museum of Art belandden was een litteken dat maar moeizaam genas.Meer dan tachtig jaar later (2021) kon het Rijksmuseum uitpakken met de spectaculaire aanwerving van werk van Sluter, op de koop toe een ontdekking: de tot dan onbekende Calvarie (ca. 1390-1410). Conservator Frits Scholten beschreef in het prestigieuze Burlington Magazine (november 2022) overtuigend waarom het werkelijk om een (overigens alweer wonderschoon) werkstuk van Sluter gaat, in ieder geval minstens van zijn atelier. De ingenieuze iconografie, het welhaast fotografische realisme, virtuoze snijwerk alsook uitgebreid comparatief onderzoek en carbon-14 datering lijken de toekenning aan Sluter te rechtvaardigen. Het zou  zelfs kunnen dat deze klein uitgevallen calvarie model stond voor de gelijkaardige, maar verdwenen scène die ooit de Mozesput bekroonde. Tegelijk zou het een perfect voorbeeld kunnen zijn van de eindejaarsgeschenken die Filips de Stoute en Margaretha van Male gul uitdeelden aan hooggeplaatsten.
  2. Niet te missen zijn de bewaarde pleurants van het praalgraf van Isabella van Bourbon, de moeder van Maria van Bourgondië. Haar tombe zelf ligt in de Antwerpse kathedraal. Schmidt-Degener zag in deze pleurants de invloed van Sluter en schreef de « waterval van dijonese plooien » zelfs toe aan diens neef Klaas van de Werve, wat later door vakgenoten zou worden weerlegd. Tijdens een tentoonstelling in 2021werden praalgraf en pleurants tijdelijk herenigd.
  3. Standschild (ca. 1475) met Andreaskruis en vuurslagen. De symbolen verwijzen uitaard naar de Bourgondische hertog (in dit geval Karel de Stoute), de heer voor wie de strijder die het schild droeg vocht. Vermoedelijk ging het om een kruisboogschutter die het standschild voor zich op de grond plaatste om beter beschermd zijn pijlen te kunnen afschieten.
  4. Portret van Filips de Schone (anoniem, ca. 1500), vorst van de Nederlanden, kleinzoon van Karel de Stoute, zoon van Maria van Bourgondië. Het hangt in dezelfde zaal (0.4) als het al vermelde standschild en de pleurants, waar zich verder ook een portret van Filips’ vader Maximiliaan van Oostenrijk, een portret van zijn trouwe medewerker en vliesridder Engelbrecht II van Nassau en zelfs een reisbestek van zijn zoon Karel V bevinden.
  5. Maria met kind, albast (ca. 1500-1510). Volgens specialisten zou dit beeld gemaakt zijn door iemand uit de ploeg van architect Lodewijk van Boghem, de projectleider van de Nicolaas van Tolentijnkerk van het niet te missen klooster van Brou (zie aldaar). Kortom, we hebben te maken met een kunstenaar die werkzaam moet zijn geweest aan het Mechelse hof van landvoogdes Margaretha. Elegant en hoofs van stijl, typisch voor de late gotiek uit de Lage Landen.
  6. Kerstwieg uit het begin van de zestiende eeuw, allicht van de hand van de Brusselse beeldsnijder Jan Borman – de Brabantse Sluter, een eeuw na de Hollandse meester weliswaar. Het eikenhouten kunstwerk getuigt van een oude met de Reformatie verdwenen traditie: het wiegen van het kindje Jezus tussen Kerst en Lichtmis in een speciaal daartoe gemaakt bedje.