ABC

Brou, klooster van (bij Bourg-en-Bresse)

Als het klooster van Brou zich niet in een uithoek van Frankrijk bevond, maar pakweg in of nabij Parijs, dan zou het ongetwijfeld een van de meeste bezochte monumenten van het land zijn.

De architecturale parel ontsproot aan het brein van Margaretha van Oostenrijk, de dochter van Maria van Bourgondië. Als toekomstige koningin van Frankrijk was ze als jong meisje verstoten van het Franse hof en had ze vervolgens in Spanje haar man Jan van Aragon veel te vroeg verloren. Maar toen ze in 1501 trouwde met Filibert van Savoye leek ze eindelijk op weg het geluk te omarmen. Samen bezochten ze uitgebreid hun belangrijkste steden Turijn, Chambéry en Annecy, en ontwikkelden ze een grote voorliefde voor Bourg. In 1504 sloeg het noodlot opnieuw toe. Na de dood van haar geliefde Filibert zwoer ze zijn nagedachtenis op ongeëvenaarde manier te herdenken. Onder leiding van de Vlaamse bouwmeester Lodewijk van Bodegem – die ook nog de galerij van Karel V op het Brusselse Koudenbergpaleis superviseerde – verrees bij Bourg-en-Bresse het klooster van Brou, met als absoluut pronkstuk de Nicolaas van Tolentijnkerk.

Het portaal pookt de verwachtingen goed op: laatgotisch kantwerk om u tegen te zeggen én de heilige André die ons verwelkomt. Door de Bourgondische patroonheilige de honneurs te laten waarnemen lijkt Margaretha in het hart van de Savoye te zeggen wat haar niet eens zo stiekeme bedoeling was: treed binnen, reiziger, en aanschouw de Bourgondische traditie van schone kunsten op zijn best, op zijn laatst ook, want neef Karel mag die traditie nog onderschrijven, vervolgens zullen de Bourgondiërs verdwijnen en integraal vervellen tot Habsburgers.

Binnen duiken her en der Bourgondische kruisen en vuurslagen op, weliswaar afgewisseld met gebeeldhouwde margrietjes en zowel haar initiaal (M) als die van Filibert (P, Philibert in het Frans). Binnen contrasteert de soberheid van het schip met de extravagante luxe van het koor. Maar liefst drie praalgraven wedijveren om onze aandacht: dat van Margaretha’s schoonmoeder Margaretha van Bourbon, centraal dat van haar geliefde Filibert, en het hare uiteraard. Bemerk hoe hun hun stenen gedaantes elkaar nog altijd in de ogen kijken. Zou liefde dan toch de dood overwinnen?

De vedette is zonder twijfel Margaretha zelf. Een praalgraf in twee verdiepingen, onderaan zie je haar een eerste keer als gisant, eenvoudig aangekleed, als afgestorven lichaam; boven verschijnt ze slapend in de volle kracht van het leven (realistisch afgebeeld met haar grote neusknobbel en vooruitstekend kinnetje dat ze van vader Maximiliaan erfde). Het waren Vlaamse, Brabantse en lokale steenkappers die het algemene decor voor hun rekening namen, maar de marmeren en albasten beelden zelf (naar een ontwerp van de Brusselse Jan van Roome) waren het werk van Margaretha’s eigen Sluter: de uit Worms afkomstige Conrad Meyt, die eerder bij haar hof in Mechelen was komen wonen, en vervolgens in Bourg de eeuwigheid vergaarde.

De lijn van Bourgondische praalgraven die begon in Champmol en verder liep in Brugge komt kwam hier tot een spectaculair einde. Bijna anderhalve eeuw scheiden Sluter van Meyt, maar reken maar dat de tweede heel goed de eerste heeft bestudeerd (al wijzen de putti’s ook op renaissancistische invloeden) en zich onder diens gesternte een stenen weg door de dagen hakte. Voor de praalgraven verscheen een koorgestoelte waarvan de beelden door houtsnijders uit de Lage Landen werden vervaardigd. Erachter glasramen met Margaretha’s en Filiberts stambomen alsook hun beeltenis natuurlijk. Het oksaal, de rijkelijk versierde scheidingswand tussen het koor (waar de geestelijken de mis bijwoonden) en het schip (de plek van de gewone gelovigen) vormt nog altijd een brede verbindingsgang tussen Margaretha’s oratorium en haar privé-vertrekken waar een museum de geschiedenis van het hele complex ontsluit.

In het bijna sprookjesachtige Brou zit je Margaretha dicht op het lijf, dit is de plek die ze gekozen had om haar dagen te beëindigen. Doordat in 1506 haar broer Filips de Schone was gestorven verbleef ze in de jaren erna als landvoogdes van de Nederlanden in Mechelen en moest ze het hele project noodgedwongen van grote afstand volgen. Toen ze 1530 eindelijk de tijd vond om het grotendeels afgewerkte klooster (voorzien van maar liefst drie kloostergangen) te bezoeken, kreeg ze voor de laatste keer het noodlot op bezoek. Ze werd geveld door ziekte en stierf. Nooit heeft Margaretha haar monumentale geschenk aan de eeuwigheid met eigen ogen kunnen zien, voor haar bestond het alleen op papier en in de verbeelding.

Doordat het klooster van meet af aan over weinig gronden (en dus inkomsten) beschikte kon in de loop der eeuwen geen enkele abt zijn architecturale dromen realiseren zodat het hele monument zo goed als ongeschonden tot bij ons is gekomen, een beetje alsof het eeuwenlang in één gigantisch ijsblok gevangen heeft gezeten. Het kan een idee zijn om je geblinddoekt tot voor het portaal te laten voeren: je opent je ogen, je treedt binnen en je bent in de jaren 1530.