ABC

Brugge, Sint-Salvatorskathedraal en Onze-Lieve-Vrouwewerk

Bij het bestuderen van het werk van onze grote middeleeuwse meesters stuiten we op het onderscheid tussen ambacht en kunst, tenminste als we met eenentwintigste-eeuwse ogen kijken.

Het voor die tijd specifieke sierwerk lijkt ons minderwaardig vergeleken met het vervaardigen van portretten of triptieken, maar zo zagen de tijdgenoten van Filips de Goede dat niet. De stad Brugge zou uiteraard niet de grote Van Eyck gevraagd hebben om de nisbeelden in de façade van het stadhuis te beschilderen als het om een banaal werkje ging. Elke bezoeker van de Brugse Sint-Salvatorskathedraal zal het trouwens toegeven: het Gulden-Vliesblazoen dat Pieter Coustens in 1478 maakte voor bijvoorbeeld Antoon van Bourgondië – bastaardzoon van Filips de Goede – is een waar kunststukje. Deze Coustens schilderde meerdere tientallen wapenborden per jaar. Het waren zonder meer de grootste kunstenaars van hun tijd die deze in onze ogen louter decoratieve prestaties voor hun rekening namen. Verder ontwierp en beschilderde Coustens, die vanaf 1454 kamerheer was van Filips de Goede, vlaggen en tal van feestdecoraties voor de hertog. Zo polychromeerde hij ook de fameuze automaten in het kasteel van Hesdin. Tussen 1461 en 1481 maakte hij de wapenborden van de leden van de Orden van het Gulden Vlies, in totaal voor vijf kapittels.

In de Sint-Salvatorskathedraal vind je meer dan het wapenbord van Antoon alleen. Boven het koorgestoelte uit 1430, met zijn fraaie bittertjes of misericordes een van de best bewaarde voorbeelden van laatgotisch houtsnijwerk, werd in 1478 een reeks van blazoenen gehangen. Het was het eerste kapittel van het Gulden Vlies na de dood van Karel de Stoute een jaar tevoren, en Maximiliaan van Oostenrijk werd er als nieuwe soeverein van de Orde aangesteld. Twaalf jaar eerder vond in Brugge al een kapittel plaats in de Onze-Lieve-Vrouwekerk, en ook daar nam Coustens de blazoenensuite voor zijn rekening. Vanuit de bidkapel van Lodewijk van Gruuthuse kun je ze boven het koorgestoelte zien hangen, maar je ziet ze natuurlijk het best in het koor van de kerk zelf waar ze waken over de graven van Maria van Bourgondië en Karel de Stoute, die in 1468 het kapittel had voorgezeten.

Tijdreizigers die hun oog willen laten vallen op meer werken uit de vijftiende eeuw, en dan niet zozeer op decoratieve panelen, maar wat wij dan échte kunstwerken zouden noemen, kunnen in de museum-schatkamer van de Sint-Salvatorskathedraal terecht voor de Marteling van de Heilige Hippolytus. Vermoedelijk vervolledigde Hugo van der Goes deze door Dirk Bouts begonnen, maar niet afgewerkte triptiek.