Het Jubelparkmuseum herbergt een aantal schatten die onze tijdreis enige kleur kunnen geven, en waarvan ik er een handvol uitlicht, snel samengevat: wandtapijten, retabels en een laatgotisch interieur.
De kwaliteit van de tapijten ging erop vooruit omdat op de duur enkel nog topschilders – van Van Orley over Rafaël tot Rubens – de kartons mochten maken, de ingekleurde tekening op grote aan elkaar geplakte vellen papier waarop de wevers hun werk baseerden. Kartons die erg in trek waren bleven jarenlang op het weefgetouw. Atrecht en Doornik werden op de duur uit de markt geprijsd door Oudenaarde, Brugge en Brussel, waarvan de laatste stad het meest eclatante succes kende. Naar verluidt zouden in 1545 van de 60.000 inwoners ongeveer een kwart werkzaam zijn in de tapijtindustrie. Het grootste gedeelte van de museumcollectie dateert dan ook uit de zestiende eeuw. Van de in totaal 150 exemplaren hangen er veertig in de zalen. In de wetenschap dat de collectie draait kan het zinvol zijn om terug te keren.