ABC

Brussel, Zavelkerk   

Het zenuwcentrum van waaruit dit hele Europese (post)netwerk werd bestuurd was het Brusselse hof van Thurn en Tassis, recht tegenover het zuidelijke portaal van de Zavelkerk, op de kruising van de Regentschapsstraat en de Kleine Zavel, niet ver van het huidige Koninklijk Muziekconservatorium.

Eerst woonde de familie nog in Mechelen, dat vanaf Karel de Stoute de hoofdstad van de Nederlanden werd, maar toen het zwaartepunt zich in de zestiende eeuw weer naar Brussel verlegde verhuisde Frans van Tassis mee. Er hangt een bord waarop enkele woorden in herinnering brengen dat hier « het herenhuis der prinsen de la Tour et Tassis » verrees in 1516, en dat zij « de eerste internationale postdienst » uit de grond stampten.

Deze woorden doen terecht vermoeden dat het paleis er niet meer staat: het werd afgebroken in 1872 om de Regentsschapstraat verder door te kunnen trekken. Deze brede straat kwam er in twee fasen: in 1827 tot aan de Zavel en in 1872 tot aan het Justitiepaleis. Het eerste gedeelte was misschien een verbreding van een project dat dateerde uit de tijd van Karel de Stoute die rond 1470 gevraagd zou hebben om een rechte weg aan te leggen van zijn paleis op de Koudenberg tot aan de Zavelkerk.

Het koor van deze kerk raakte af in 1435, vijftien jaar later waren de zijbeuken zo goed als voltooid en had men al vijf traveeën van het middenschip klaar gekregen, maar na de dood van Karel de Stoute in 1477 vielen de werken stil omwille van de chaotische politieke situatie. Het blijft de vraag of Karel over de voor hem aangelegde weg vaak naar de Zavel ging om in het afgewerkte gedeelte godsdienstige oefeningen te doen. Zijn kleindochter Margaretha van Oostenrijk deed dit zeker wel, in ieder geval raakten rond 1500 de twee nog resterende traveeën en het portaal klaar. Het zorgt ervoor dat de bezoeker van de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk zich op mag maken voor een feestje flamboyante gotiek: vorstkammen op de nok, pinakelbekroningen met kruisbloemen, grote glasramen… Ook de volgende generatie vorsten voelde zich met deze kerk verbonden: Maria van Hongarije werd er gedoopt, de zus van keizer Karel, die na de dood van Margaretha van Oostenrijk in 1530 diens taak als landvoogdes van de Nederlanden zou overnemen.

Frans van Tassis liet in de Zavelkerk een grafkapel oprichten voor zijn familie. Deze Sint-Ursulakapel kun je nog altijd bezoeken, links van het koor, maar lijkt binnenin niet meer op wat Frans had besteld. Zijn nazaat Lamoral II voegde niet alleen de Thurn/Tour aan hun naam toe, maar gaf de oude kapel in 1651 ook een spectaculaire barokke en marmeren make-over, met als hoogtepunt zijn eigen grafmonument vervaardigd door Mattheus van Beveren. Als je het schilderij van het atelier van Sallaert (1615) vergelijkt met dat van David Teniers’ Vogelschieten in Brussel (1652) zie je het verschil tussen de oude en de ‘nieuwe’ kapel ook aan de buitenzijde van de kerk. Aan de overzijde, aan de rechterkant van het koor, kwam later nog een familiekapel, opmerkelijk genoeg in vals marmer.

Om te vieren dat zijn familiebedrijf in 1516 het Habsburgse (je kunt bijna lezen ‘Europese’) postmonopolie had verkregen gaf de onvermoeibare Frans van Tassis aan niemand minder dan Bernard Van Orley de opdracht om de kartons te maken voor vier wandtapijten gewijd aan Onze-Lieve-Vrouw van de Zavel. Dit in Brussel geweven werk vertelt de legende van het verwaarloosde Antwerpse Mariabeeld dat in 1348 per boot naar Brussel kwam en een plaats kreeg in de kapel die stond op de plek van de latere Zavelkerk. Het beeldje werd vernietigd tijdens de Beeldenstorm, nu vind je er een maquette van de boot waarin het beeldje naar Brussel werd vervoerd. Opmerkelijk is dat de komst van het Mariabeeld de aanleiding vormde voor een processie die nog steeds elke zomer uitrukt  en erin slaagt veel volk op de been te brengen, de vermaarde Brusselse Ommegang – al veranderde de inzet in de loop der jaren en staat nu de Blijde Intrede van keizer Karel en zijn zoon Filips in 1549 centraal.

Op de wandtapijten zie je niet alleen de devote spinster Beatrijs Soetkens, die het beeld naar Brussel bracht, maar ook Frans van Tassis en zijn opvolger Jan Baptist, en herkennen we bovendien Maximiliaan van Oostenrijk die met zijn vader Frederik III de stichtingsakte van het grote postbedrijf overhandigt aan Frans van Tassis. Verder tekenen ook Filips de Schone en zijn zus Margaretha van Oostenrijk present. Dat is een beetje verwarrend omdat ze, wat duidelijk wordt door hun klederdracht, oudere historische figuren uit de oorspronkelijke legende incarneren, en dus anachronistisch meespelen in een tafereel uit halverwege de veertiende eeuw. Op die manier kreeg de band tussen de heer Tassis en de groten van zijn tijd dankzij Van Orleys scenografie enige luister mee. In vergelijking met zijn voorgangers gaf de kunstenaars personages op tapijten een meer realistische aanblik en liet hij het perspectief in al zijn grootsheid ontbolsteren. Het geheel werd pas in 1518 voltooid zodat Frans het nooit afgewerkt zag. De vier tapijten waren bovendien te groot voor de kapel, en kregen enkel tijdens de Ommegang een plaats in de kerk. Verder hingen ze naar alle waarschijnlijkheid in het vlakbij gelegen paleis van de familie van Tassis. Zowel het Brusselse Broodhuis als het Museum Kunst & geschiedenis bewaren grote fragmenten.

De hoofdzetel van Tassis bleef tot 1701 in Brussel, maar verhuisde dan naar Frankfurt en belandde halverwege de achttiende eeuw uiteindelijk in Regensburg. Daar woont de familie nog altijd in het slot Sankt Emmeram. Het jarenlange postmonopolie legde de fundamenten van een groot familiefortuin. De laatste erfgenaam, Albert von Thurn und Tassis, was volgens het tijdschrift Forbes in 2005 de jongste miljardair ter wereld.