« Welkom in de Bourgondische stad Dendermonde ». Burgemeester Piet Buyse, zelf historicus, weet waar hij het over heeft. Stel hem één vraag en de stadsgeschiedenis rolt er in één geut uit. Hij zit in zijn kantoor in het stadhuis, boven de vroegere Lakenhalle.
Aan de ramen hangen allerlei wapenschilden, en recht achter hem – is dat toeval? – prijkt het Bourgondische blazoen.
Dendermonde nam van oudsher een geopolitieke sleutelpositie in, pal als het lag op de grens tussen het Franse koninkrijk (waartoe het graafschap Vlaanderen grotendeels behoorde) en het Heilige Roomse Rijk (waartoe het hertogdom Brabant behoorde). Bovendien was hier de enige brug over de Schelde tussen Gent en de monding bij Breskens. Lange tijd kon deze grensstad een onafhankelijke koers varen, maar vanaf Lodewijk van Male kwam Dendermonde in het bezit van de Vlaamse graven. Schoonzoon Filips de Stoute had het belang van deze stad meteen ingezien, en zou er tijdens het conflict met Gent en in aanloop naar de slag bij Westrozebeke (1382) de vrije doorgang over de Schelde blokkeren. Een streep door de rekening van de Gentenaren.
Filips schonk Dendermonde in 1397 een drie dagen durende jaarmarkt. Die bestaat nog altijd vandaag, weliswaar herleid tot één maandag in oktober. Ambachtslieden en boeren uit de streek verkochten hun producten, en de stadsmagistraat kon de kas spekken met belastingen. Zo’n markt ging steevast gepaard met een foor of kermis. Kortom, de Bourgondische hertog zorgde voor centen en vertier.
Na zijn dood in Halle in 1404 kwam zoon Jan zonder Vrees aan zet. Hij begon aan een lange reeks van Blijde Intredes en deed op 22 april 1405 Dendermonde aan. Terwijl Piet Buyse het mij uitlegt, staat hij op en wandelt naar het raam dat hij opent. « Bart, exact op deze plek sprak Jan zonder Vrees de Dendermondenaars toe ». Terwijl hij over de markt naar het Vleeshuis kijkt, doet Buyse die eed van trouw aan de inwoners nog eens dunnetjes over. Welk cadeau hadden de Dendermondenaars voor Jan in petto? Hij kreeg een fles rijnwijn, en een snoek, een delicatesse. Het zijn mooie verhalen maar Piet Buyse troont me vervolgens mee naar een plek die mijn hart pas echt sneller doet slaan.
Hij opent een kerkdeur. Alweer bevind ik me in een Onze-Lieve-Vrouwekerk. Echt een verborgen parel. Hier raak je niet uitgesnuffeld. Het gebouw was zo goed als klaar toen de Bourgondiërs in onze contreien kwamen, alleen kreeg het interieur later nog een barokke make-over. Voor Buyse me meeneemt naar die ene plek, wijst hij bijna nonchalant naar twee originele Van Dycks die op de Vlaamse topstukkenlijst staan.
Daarna zakken we af naar de Bourgondische tijd, en wel met een gepolychromeerde piëta en een fraaie muurschildering van de Calvarieberg uit de vijftiende eeuw. Dan wijst Piet omhoog en zie ik een luxueus versierde sluitsteen met het wapenschild van Margaretha van York. Zij had Dendermonde van haar man Karel de Stoute gekregen, bij wijze van zakgeld. Op 23 juli 1468 kwam ze de eer en de bijbehorende centen ontvangen.
Maar dan het moment suprême. Achter het koor. En het straffe is: er valt niets meer te zien. Het enige wat we weten was dat het hier gebeurde. Onder de wel nog aanwezige gotische gewelven. Wat dan? « Hier werd Filips de Stoute door de bliksem getroffen », stelt de burgemeester. Hij bedoelt dat uiteraard figuurlijk.
Nu staat er een barok altaar, maar vóór de vervloekte Beeldenstorm (zoveel schoons naar de verdoemenis) hing er een retabel van de Dendermondse houtsnijder Jacob de Baerze. Toen Filips dat kunstwerk eind december 1389 zag, was hij zo onder de indruk dat hij op slag de kunstenaar wilde zien. Om hem te melden dat hij absoluut ook zo’n retabel wilde. Twee zelfs. Voor zijn klooster in Champmol bij Dijon. De Baerze sneed talloze bijbelse prachtscènes uit hout, stuurde ze naar Ieper waar Melchior Broederlam ze verguldde, waarna diezelfde Broederlam ermee naar Champmol reisde voor de afwerking. Vandaag kunnen we die retabels nog altijd aanschouwen in het museum van Dijon.
Om een idee te krijgen van wat hier hing, moeten we dus naar Dijon. Maar om het wonder van Dijon-Champmol te begrijpen moeten we naar Dendermonde. En postvatten achter het altaar van de Onze-Lieve-Vrouwekerk. Ons inbeelden dat het hier gebeurde. Terugkeren naar een van die vergeten nulpunten uit onze kunstgeschiedenis.