ABC

La Charité-sur-Loire (Bourgondië, Nièvre)

La Charité is gekend om zijn Onze-Lieve-Vrouwekerk, het machtige overblijfsel van een priorij die deel uitmaakte van het grote netwerk van de abdij van Cluny, maar wel niet zomaar eentje: deze priorij behoorde tot de « vijf oudste dochters van Cluny ».

In de elfde eeuw stond hier de grootste kerk van Frankrijk, op die van Cluny na welteverstaan. In 1840 werd ze gered van de ondergang door de onvermijdelijke Prosper Mérimée, die ik ooit enkel kende als de slimme schrijver van verhalen (zijn Carmen zou de eeuwigheid verwerven als inspiratiebron voor de opera van Bizet), maar die tijdens mijn historische strooptochten oprees als de behoeder van ontelbaar Frans erfgoed, van de pont du Gard tot de basiliek van Vézelay. Meer dan eens liet hij als inspecteur des Monuments historiques de door hem aangetroffen wankele gebouwen over aan de goede zorgen van zijn jeugdvriend Eugène Viollet-Le-Duc (de restauratie van de Notre-Dame zal ongetwijfeld diens bekendste onderneming zijn). In La Charité bracht Mérimées tussenkomst een eerste restauratie tot stand. Tot vandaag blijven de werven zich opvolgen.

Dat de robuuste kerktoren veel heeft gezien in de loop der eeuwen ligt voor de hand, maar binnen het bestek van dit boek moeten er twee gebeurtenissen worden uitgelicht. Eerst en vooral belegerde Filips de Stoute, in opdracht van zijn broer en koning Karel V, de stad in 1365. Tijdens deze fase van de Honderdjarige Oorlog was de stad in handen van de koning van Navarra, een bondgenoot van de Engelsen. Dat kon Frankrijk niet over zich heen laten gaan. De dan kersverse hertog van Bourgondië zou de belegering tot een goed einde brengen. La Charité werd opnieuw Frans. Men maakte werk van de versteviging van de stadsmuren uit de twaalfde eeuw.

Bijna vijfenzestig jaar later lagen de kaarten ingewikkelder. De Honderdjarige Oorlog tussen Engeland en Frankrijk ging nog altijd zijn gang, maar in 1429 was ook de burgeroorlog tussen Armagnacs (de Fransen) en de Bourgondiërs losgebarsten. Nevers vormde een buffer tussen Bourgondië en Frankrijk; zeker bij de Loire werd er stevig gevochten. Vrijbuiter Perrinet Gressart, handlanger van Filips de Goede, verdedigde La Charité tegen de steeds feller oprukkende Franse troepen van Karel VII – de opdrachtgever van de moord op Filips’ vader Jan zonder Vrees. In dit geval ging het om soldaten aangevoerd door niemand minder dan Jeanne d’Arc. Na een maand aandringen moest de Maagd van Orléans haar belegering half december opgeven. Het was een veeg teken dat het geluk stilaan van haar zijde begon te wijken. Een half jaar later zouden de troepen van Filips de Goede haar gevangennemen bij Compiègne.

Van de dikke muren waar Jeanne d’Arc haar tanden stuk op stuk beet blijft een belangrijk gedeelte over aan de noordzijde van La Charité. Twee torens dragen trouwens de naam van de tenoren van de belegering uit 1429: Jeanne natuurlijk, maar ook de verder vergeten Perrinet Gressart. Je hebt er een fraai uitzicht op de historische binnenstad, de Loire en de onafscheidelijke stenen brug.