Maastricht was sinds 1204 een tweeherige stad, wat erop neerkwam dat ze bestuurd werd door zowel de hertog van Brabant als de prinsbisschop van Luik. Dit bestuurlijk en rechterlijk kluwen zou duren tot 1794.
Vanaf 1430 zwaaide de Bourgondische hertog Filips de Goede de scepter over Brabant, en vanaf 1466 deed hij dat (en nadien zijn zoon Karel de Stoute) indirect ook over Luik, waar hij een marionet op de bisschopszetel had laten benoemen. Twee jaar later vernietigden de Bourgondiërs Luik en werd Maastricht automatisch de belangrijkste stad van de ruime regio.
In 1473 richtte Karel de Stoute de Raidcamer van Tricht op, het hoogste rechterlijke en bestuurlijke orgaan van de oostelijke Bourgondische Nederlanden, concreet gesproken: het prinsbisdom Luik, met automatisch dus ook het graafschap Loon, verder nog het hertogdom Limburg en voor een beperkt aantal zaken ook het graafschap Namen en het hertogdom Gelre). Maar waar was die belangrijke raadkamer nu precies gevestigd? Het aflopen van de drie kanshebbers is goed voor een sympathieke laatmiddeleeuwse voettocht.
Het Dinghuis gelegen aan de Kleine Staat is wellicht de beste kandidaat omdat hier sowieso het hooggerecht van de tweeherige stad was gevestigd. Het pand uit ca. 1470 staat nog steeds overeind, al kreeg het een neoclassicistisch fronton; de monumentale zijgevel rappelleert nog het meest aan het Bourgondische tijdperk. De instelling zou ook kunnen zijn ondergebracht in de huidige Sint-Servaaskapel, de vroegere kapittelzaal, gebouwd in het derde kwart van de vijftiende eeuw, en die je nog altijd terugvindt in de prachtige kruisgang van de Sint-Servaasbasiliek. Tot slot is ook het Brabants Gouvernement (later Spaans Gouvernement genoemd) aan het Vrijthof een mogelijke kandidaat, in ieder geval was dit de plek waar Karel de Stoute verbleef als hij de stad aandeed; hij zou alles opgeteld drie weken in Maastricht zijn. Ook zijn nazaten keizer Karel en Filips II zouden hier meermaals overnachten.