ABC

Parijs, Musée de Cluny.

Het onlangs gerestaureerde en heringerichte Nationaal Museum voor de Middeleeuwen bevindt zich in het centrum van Parijs, op een boogscheut van de Sorbonne en het Panthéon. Het is gevestigd in een stadspaleis dat in de tweede helft van de vijftiende eeuw werd opgetrokken, in opdracht van de toenmalige abten van Cluny die hier logeerden als ze in de hoofdstad waren.

Cultuurtoeristen gaan er in de eerste plaats naartoe om de unieke wandtapijten van La Dame à la Licorne (De dame en de eenhoorn, vervaardigd tussen 1484 en 1538) te bewonderen, maar er is veel meer: van een rijke collectie glasramen via een fragment van de lijkwade van Karel de Grote (negende eeuw) tot de originele hoofden van de koningsbeelden die tot de Franse Revolutie de façade van de Notre-Dame sierden. Net als bij andere belangrijke musea leek het me interessant om een lijst samen te stellen met de mooiste Bourgondische objecten uit de collectie, kwestie van op een alternatieve manier door het Musée de Cluny te struinen:

  1. Kun je dichter bij de intimiteit van de vrouw van Filips de Stoute komen dan heel even je vinger te leggen op de (bukshouten) kam van Margaretha van Male? Dit tweezijdig instrument uit ca. 1400 heeft zowel dunne als dikke tanden, en is rijkelijk geornamenteerd. Aan de ene kant prijkt centraal een driedubbel blazoen – je herkent een Franse lelie, de gouden en blauwe schuine balken van Bourgondië alsook de leeuw van Vlaanderen. Aan de andere zijde heeft Margaretha de eerste letter van haar voornaam laten plaatsen, omgeven met bloemetjes, margrietjes uiteraard.
  2. Een tinnen-loden insigne van de Bourgondische partij uit de tijd van de burgeroorlog tussen Bourgondiërs en Armagnacs, die zeker in Parijs tot gewelddadige uitbarstingen kwam. Het ging zover dat je in bepaalde straten moest kunnen aantonen of je tot het hertogelijke (Jan zonder Vrees) of kroonprinselijke (de latere Karel VII) kamp behoorde. In het museum heb je zowel een insigne van het eerste (herkenbaar aan de schaaf, symbool van hertog Jan, en het Bourgondische kruis) als van het andere (herkenbaar aan de dolfijn, natuurlijk naar dauphin, Frans voor kroonprins). Ze zijn piepklein maar bijzonder significant. Volgens het bekende Dagboek van een Parijse burger (1405-1449) zouden in 1411 tienduizenden Parijzenaars het teken van Jan zonder Vrees hebben gedragen.
  3. Een koperen bodebus uit de eerste helft vijftiende eeuw, zij het wel een miniatuurversie van het object waarin boodschappers hun missiven vervoerden. Deze, met het wapenschild van Jan zonder Vrees erop, is zo klein dat het allicht eerder om een identificatieobject gaat: iets wat bodes bijvoorbeeld om hun gesp droegen, in dit geval om te laten zien dat hij in opdracht van de Bourgondische hertog reisde. Misschien kon hij er ook mini-briefjes in vervoeren.
  4. Kruisiging (brons) uit de tweede helft van de vijftiende eeuw, tegen een houten wand geplaatst. Op de achterzijde prijkt het devies (Nul ne s’y frotte, vrij vertaald: u houdt beter afstand) van de Grote Bastaard. Dit kunstwerkje was dus van Antoon van Bourgondië, een van de natuurlijke zonen van Filips de Goede, de man waarvan in het Brusselse Old Masters Museum een portret hangt van de hand van Rogier van der Weyden.
  5. De schittering op dit mes lijkt een reflectie van de kaarsen op de tafels van de Bourgondische banketten, zou een romantische ziel zeggen. In ieder geval gaat het om een tafelmes van Filips de Goede, waarvan het wapenschild op het uiteinde van het handvest prijkt. Naar het einde van de middeleeuwen begonnen de machtigen der aarden hun emblemen af te beelden op gebruiksvoorwerpen, vaak om een bepaalde politieke boodschap te verkondigen; in dit geval het feit dat de hertog vanaf 1430 ook de scepter zwaaide in Brabant en Limburg, hier netjes toegevoegd aan zijn blazoen. Ook uit 1430 dateert zijn devies « Aultre n’auray », wat kan verwijzen naar de beloofde trouw aan zijn derde echtgenote Isabella van Portugal, of wie weet die aan zijn nieuwe ridderorde van het Gulden Vlies. Al deze elementen verwijzen naar 1430. Toch dateert het mes van na 1453, en dat zie je dan weer aan de twee met elkaar verbonden E’s, symbool dat de hertog pas vanaf dan gebruikt (eques ecclesiae, ridder van het geloof) – niet geheel toevallig valt dit samen met de val van Constantinopel, en Filips’ droom op kruistocht te vertrekken.Verder vind je in het museum nog een Bewening van Christus, ooit het middelste gedeelte van een retabel, een houten beeld uit het atelier van Klaas van de Werve, de neef en rechterhand van Klaas Sluter, beide beeldhouwers van Filips de Stoute. Ook is er een ivoren retabel (Oratoire des duchesse de Bourgogne, voor 1393) dat afkomstig zou zijn uit het klooster van Champmol, een zeldzaam overblijfsel, al zijn specialisten het niet helemaal eens over de herkomst. Als er al een Bourgondische link is, dan zou die bovendien eerder wijzen naar een kamerheer dan naar de hertog zelf.