Even voorbij het Hospice Comtesse, aan de overkant van de rue de la Monnaie, leidt een steegje naar de achterkant van de Notre-Dame-de-la-Treille, de nooit helemaal afgewerkte Rijselse kathedraal die in de negentiende eeuw de afgebroken Sint-Pieterskerk moest vervangen.
Ooit stond hier een burcht op een heuvel omgeven door water – je kunt nog altijd verre restanten van die oude waterpartijen terugvinden aan de achterkant van de huizen.
Met deze plek zijn oude ontstaanslegendes verbonden, maar in werkelijkheid weten we weinig of niets van wat er zich heeft afgespeeld. Wel dat men in 1856 begon met de bouw van de kathedraal, die pas in 1999 voltooid zou worden, en dat haar naam afkomstig is van een beeldje uit de Sint-Pieterskerk. Het gaat om een piëta, Notre Dame met Jezus, die achter een houten traliewerk (treille) postvatten en meerdere malen aan de basis van een mirakel zouden hebben gelegen. Zowel Bernardus van Clairvaux, aartsbisschop van Canterbury Thomas Becket als koning Lodewijk de Heilige zakten naar Rijsel af om het beeldje te bekijken. Na de Franse plundering uit 1304 was het kunstwerk in een belabberde staat. Meer dan een eeuw later liet Filips de Goede het van kop tot teen restaureren. Eind achttiende eeuw wist het op wonderlijke wijze te ontsnappen aan alle vernietigingen, vond het enkele decennia lang een onderdak in een andere kerk, en lag het vervolgens in 1842 aan de basis van de nieuwe kathedraal, waar het een centrale plek kreeg. Na al die omzwervingen werd het eeuwenoude beeldje in 1959 helaas gestolen. Vandaag staat er een andere houten Moeder Gods.