Op 70 km van Nevers, 100 km van Beaune en 130 km van Dijon, in een uithoek van het departement Nièvre, op de rand van het oude graafschap Nevers, in het midden van nergens eigenlijk, ligt het onbekende dorpje Ternant, goed voor niet eens tweehonderd inwoners. Maar juist hier hangen twee even unieke als vergeten Brabantse retabels uit de vijftiende eeuw.
Destijds zwaaide de gelijknamige familie Ternant er de scepter, maar ridder Filips van Ternant (1400-1456) was veel meer dan de plaatselijke dorpsheer. Niet alleen behoorde hij tot de allereerste generatie van vliesridders (die van 1430), deze kamerheer van Filips de Goede zou in afwezigheid van de hertog in Dijon op de meubels passen. Hij was werkzaam aan de zijde van kanselier Rolin tijdens de belangrijke vredesbesprekingen in Atrecht (1435). Toen de Luxemburgers in 1441 protesteerde tegen de annexatie bij het Bourgondische rijk stuurde hertog Filips een leger dat hoofdstad Luxemburg gewapenderhand zou innemen en plunderen onder leiding van Filips van Ternant. Tegelijk was hij een vertrouweling van hertogin Isabelle van Portugal. Zo telde hij aan haar zwangere zijde de laatste dagen af naar de geboorte van Karel de Stoute. Hij was dan ook getrouwd met Isabeau de Roye, kamenierster van de hertogin en kleindochter van een ridder die stierf bij Nicopolis tijdens de kruistocht van Jan zonder Vrees. Karel de Stoute zou zijn jeugdjaren vervolgens doorbrengen aan de zijde van Ternants zoon Karel.
Ternants renommee zorgde ervoor dat hij, althans volgens sommige bronnen, deel uitmaakte van het groepje vliesridders rechts op de wereldberoemde miniatuur van Rogier van der Weyden waarop schrijver Wauquelin zijn Kroniek van Henegouwen aan de hertog geeft, die geflankeerd is door kanselier Rolin en zijn zoontje Karel de Stoute. De figuur helemaal rechts, achter de groene ridder, zou Filips van Ternant zijn. Omdat hij behoorde tot de top van de Bourgondische hofhouding zou dat best waar kunnen zijn, maar heel zeker is het helaas niet.
Hij reisde ook vaak naar Brabant en Vlaanderen waar hij als een van de meeste onderlegde ridders van zijn tijd meevocht aan de zijde van Filips tegen de Gentenaren, zo droeg hij de hertogelijke banier tijdens de slag bij Bazel en Rupelmonde. Meestal verbleef hij in Brugge, maar hij wist zijn weg ook in het paleis op de Koudenberg. Uiteindelijk zou hij enkele jaren voor zijn dood van zijn pluimen verliezen omdat hij een Engelse handelaar had ontvoerd terwijl de banden met Engeland juist door Bourgondië waren aangehaald. In 1449-1450 hij werd maandenlang vastgehouden in het Bourgondische kasteel van Kortrijk, en moest hij publiekelijk vergiffenis vragen voor zijn misstap op het kapittel van het Gulden Vlies. Uiteindelijk werd hij op bedevaart naar Santiago de Compostela gestuurd.
Filips had een neus voor kunst en was degenen die tijdens de kapittels van het Gulden Vlies artiesten contacteerde om de festiviteiten en vergadering van de nodige luister en decoratie te voorzien. Tijdens zijn veelvuldige passages in de noordelijke Bourgondische contreien moet hij gecharmeerd zijn geraakt door retabels in de stijl van Jacob van der Baerze, kunstig uit hout gesneden en vervolgens vergulde en/of gepolychromeerde figuren. Zo moet het idee zijn ontstaan om een Brussels of Mechels atelier de opdracht te geven voor een retabel dat hij meenam naar zijn geboortedorp Ternant.
Maar waar hangen die retabels precies? In de Sint-Rochuskerk, die in 1820 gebouwd werd met de stenen van de tijdens de Revolutie vernietigde kerk uit 1444. Meteen rechts hangt het Retabel van de Maagd (ca. 1430-1440) waar anonieme kunstenaars Maria’s leven aan de hand van houtsnijwerk van de bovenste plank tot leven wekken. Opmerkelijk genoeg is de oorspronkelijke polychromie voor 80% bewaard gebleven. Op het linker zijpaneel prijkt Filips van Ternant, herkenbaar aan zijn keten van het Gulden Vlies, hij lijkt inderdaad wat op die ene figuur bij Van der Weyden; rechts zijn vrouw Isabeau van Roye. Aan de andere zijde van de installatie wacht nog een altaarstuk, deze keer gewijd aan de Passie van Christus (ca. 1460-70) , gemaakt in opdracht van zoon Karel van Ternant, links op het zijpaneel, met rechts zijn vrouw Jeanne de Vienne. Karels carrière nam lang niet zo’n hoge vlucht als die van zijn vader – je ziet ook geen Gulden Vliesketting bij hem – al mocht hij er als jeugdvriend wel bij zijn op het huwelijksfeest van Karel de Stoute en Margaretha van York in Brugge (1468).
Wil je graag meer in detail de kleine afgebeelde scènes begrijpen, gooi dan een muntstuk in een kleine automaat. Kies je taal en volg van links naar rechts wat deze twee retabels juist afbeelden. Wel handig, want nu wordt alles ook goed uitgelicht, niet in het minst die ontroerende, piramidaal opgebouwde piëta, een van de vele taferelen.
Het tweede retabel was bedoeld voor de oorspronkelijk kerk en hangt dus in zekere zin nog altijd op zijn oorspronkelijk plek terwijl het eerste altaarstuk terechtkwam in het kasteel van de Ternants. Als je de kerk uitloopt en dan meteen naar rechts wandelt zie je een groot herenhuis dat nog een aantal herkenbare elementen van het kasteel bevat dat hier ooit in volle glorie stond. Het meest in het oog springt de vijfhoekige toren uit de vijftiende eeuw, met onderaan een met een accolade versierde deur. Aan de andere kant is er de veertiende-eeuwse donjon. Verder kun je aan de afwerking van sommig ramen nog een klein beetje herkennen van wat ooit een groot kasteel was, veel uitgebreider dan wat we nu zien. Aan de achterkant grazen op een weids glooiend weiland tientallen witte koeien, telgen van het befaamde Bourgondische Charolais-koeienras.