De Walburgiskerk is een van de bekendste kerken van Nederland. De romaanse kapittelkerk dateert oorspronkelijk uit de elfde eeuw, maar zou dankzij de talrijke aanpassingen en uitbreidingen uit de volgende eeuwen uitgroeien tot een van de fraaiste voorbeelden van de Nederrijnse gotiek.
Interessant voor ons verhaal is dat Herman Maelwael, de oom van Bourgondisch hofschilder Johan Maelwael, in 1373 investeerde in de verdere uitbouw van de Walburgiskerk. Hiermee hoopte hij zijn zieleheil na de dood veilig te stellen. De kerk is verder nog bekend om zijn Jeruzalemluchter, een kaarsenkroon uit het einde van de veertiende eeuw. Aandachtstrekker blijft de zogeheten librije, een laatmiddeleeuwse kettingbibliotheek, een openbare bibliotheek avant la lettre, evenwel enkel voor de gegoede burgers.
Er valt veel te vertellen, maar hier gaat het om het Bourgondische verhaal en dan kom je in Zutphen onvermijdelijk bij de Bourgonjetoren terecht. Die kwam er in 1457, en staat vandaag met zijn vier meter dikke muren als sterkhouder overeind in de nog twee eeuwen oudere stadsmuren. Het stenen gevaarte bood achter zijn acht schietgaten plaats voor kanonnen, waarvan eentje vijf meter groot was en, onderstel inbegrepen, meer dan tienduizend kilo woog. Daar zouden ze de oprukkende troepen van Karel de Stoute wel mee afschrikken. Alleen bleek na Karels inname van Nijmegen in 1473 de strijd al gestreden. Het graafschap Zutphen dat al honderdvijftig jaar in een personele unie met Gelre was verbonden, werd mee Bourgondisch. Het superkanon, dat nooit zijn diensten had kunnen bewijzen, zorgde destijds voor een financiële aderlating van jewelste. Eeuwenlang troostte men zich hier met de gedachte dat Karel de Stoute er erg van onder de indruk was toen hij het zag… al nam die het dure wapen vervolgens wel in beslag.
Hierbij aansluitend kun je in de archieven nog een uniek stuk inkijken, de ‘Maan- en klaagbrief van Bernhard, graaf van Meurs’. Zonder in details te willen treden, volgt hier het toch wel merkwaardige verhaal. In 1473 nam Karel de Stoute de nog erg jonge tweeling (Karel en Philippa) van de Gelderse hertog Arnold als luxe-gijzelaars mee naar het Bourgondische hof in Gent. Daar zou Karel zich tot halve Bourgondiër ontpoppen. De jonge Karel van Gelre werd later nog door Maximiliaan van Oostenrijk tot ridder geslagen, vocht mee in diens burgeroorlog tegen de Vlaamse steden waarbij hij in 1487 gevangen werd genomen en in het Franse Péronne achter slot en grendel vloog. Het losgeld bedroeg 80.000 goudguldens, een enorm bedrag dat niet in één klap kon worden betaald. En dus nam Bernhard van Meurs enige tijd Karels plaats in als gevangene – zo ging dat soms – tot diezelfde Karel het nodige geld had gevonden hem vrij te kopen. Maar jaren later zat Bernhard nog steeds in hechtenis, en in 1493 uitte hij zijn ongenoegen met deze originele maanbrief, voorzien van tekeningen en rijkelijk gevulde tekstballonnen – een stripverhaal avant la lettre – die naar alle steden uit Gelre werd gestuurd, ook naar Zutphen. Het zou nog tot 1500 duren voor Van Meurs vrijkwam. Hertog Karel van Gelre zou tot aan zijn dood in 1537 succesvol strijden voor een onafhankelijk Gelre, en dat tegen de onderhand tot Habsburgers vervelde Bourgondiërs aan wier hof hij nota bene was opgegroeid. Na zijn verscheiden was het vet van de Gelderse soep. In 1543 ging het hertogdom op in het Habsburgse rijk.